Ga naar inhoud
E-learning
Congressen
Contact
Zoeken naar:
E-learning
Congressen
Contact
Zoeken naar:
E-learning over
Patiënten met een
Chronische aandoening
Voor de POH en PVK
NVvPO en V&V accreditatie
AANMELDEN
Afgestemd op de praktijk
Demovragen POH
Mark Two Steven
2020-10-22T14:17:05+02:00
Vraag 1
Sjors van de Venne is een 63 jarige vrachtwagenchauffeur. Hij heeft overgewicht (BMI 33) en DM2 waarvoor hij Metformine en Glicazide gebruikt, in maximale tolereerbare doseringen. Tijdens de halfjaar controle blijkt het HbA1c toch te zijn opgelopen (HbA1c van 50 —> 60). Hij komt op gesprek om de DM therapie te verbeteren. Omdat hij als vrachtwagenchauffeur werkt, ziet hij insuline spuiten niet zitten. Hij is bang voor ongelukken op de weg als hij per ongeluk de insuline verkeerd doseert.
Lees de NHG standaard Diabetes Mellitus type 2
Is een DPP4- remmer (Sitagliptine) een alternatief voor deze patiënt?
A. Ja het is in dit geval een goed alternatief voor insuline.
B. Nee bij een BMI < 35 gaat de voorkeur uit naar GLP-1 receptor antagonist als alternatief voor insuline.
C. Nee de verwachte Hb1Ac daling door een DPP4-remmer < 10 mmol waardoor hij niet onder zijn streef HbA1c (< 53) zal komen
D. Nee dit middel wordt alleen vergoed bij een BMI > 35.
Het juiste antwoord is:
A (Ja het is in dit geval een goed alternatief voor insuline)
Behandeling met een DPP-4-remmer (bij een HbA1c < 15 mmol/mol boven de streefwaarde) kan een alternatief zijn als de patiënt grote bezwaren heeft tegen spuiten, als spuiten en zelfcontrole moeilijk uitvoerbaar zijn (bijvoorbeeld bij ouderen) of als het vermijden van hypoglykemieën van groot belang is (bijvoorbeeld bij beroepsmatige verkeersdeelnemers zoals bij de patiënt in de casus). Voordeel van DPP-4-remmers ten opzichte van insuline is dat de kans op hypoglykemie kleiner is.
DPP-4-remmers verlagen het HbA1c met circa 7-9 mmol/mol. Aanvullende dieet en beweeg adviezen blijven vanzelfsprekend belangrijk. Het gebruik van GLP-1 receptor antagonisten ter vervanging van insuline kan worden geïndiceerd bij een BMI >35.
Vraag 2
Geert den Ouden, bekend met DM2, is bij jou onder behandeling. Bij de begeleiding naar een gezondere leefstijl begin je over zijn rookgedrag. Hij geeft aan dat hij al meer dan 40 jaar rookt. Elke dag 4 of 5 sigaretten. Hij weet dat het slecht is voor zijn gezondheid. Toch vindt hij het lastig om er vanaf te blijven. Maar omdat zijn vrouw laatst ook heeft gezegd dat hij beter kan stoppen, wil hij opnieuw een poging doen.
Lees de NHG-Zorgmodule Leefstijl Roken
Welke interventie pas je toe bij deze patiënt?
A. Uitsluitend zelfmanagement
B. Stoppen met roken advies en korte motiverende interventie
C. Medicamenteuze ondersteuning
Het juiste antwoord is:
B (Stoppen met roken advies en korte motiverende interventie)
Een kort stoppen-met-rokenadvies is altijd goed om te geven. Breng dit advies op een duidelijke, sterke en op de persoon afgestemde manier, met nadruk op het belang van stoppen voor de toekomstige gezondheid. Leg waar mogelijk een relatie naar de risicofactoren, klachten of ziekten die de patiënt op dat moment heeft.
Daarnaast kun je bij patiënten die overwegen te stoppen met roken maar nog niet voldoende gemotiveerd zijn (zoals in de casus) een korte motiverende interventie toepassen waarbij je de volgende onderwerpen bespreekt:
* de nadelen van roken en de voordelen van niet roken
* het belang van stoppen met roken
* de gezondheidsrisico’s van de patiënt
* eventuele barrières; wijs hierbij op de behandelings- en ondersteuningsmogelijkheden
* alternatieven voor het genot van tabak
Uitsluitend zelfmanagement is bedoeld voor rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen. Dat is de man in de casus niet helemaal, omdat de belangrijkste motivatie om opnieuw een poging te doen zijn vrouw is die vindt dat hij moet stoppen. Medicamenteuze ondersteuning is bedoeld voor patiënten die meer dan 10 sigaretten per dag roken of dat zelf graag willen.
Vraag 3
Mevrouw Stoffelsen (56 jaar) komt op het spreekuur. Ze heeft de laatste tijd een gejaagd gevoel in haar lijf. Ze denkt dat het te maken heeft met stress op werk. Uit de anamnese blijkt verder dat mevrouw Stoffelsen gemiddeld 8 sigaretten per dag rookt. Je doet een 24 uurs meting. Haar bloeddruk is 160/90. Je laat ook haar lab waarden bepalen. Daaruit blijkt onder andere dat zij een nierfunctie (eGFR) heeft van 48 met ACR van 4.
Bekijk tabel 1 van de NHG standaard CVRM
In welke risicocategorie valt deze patiënt?
A. Zeer hoog risico
B. Hoog risico
C. Laag tot matig verhoogd risico
Het juiste antwoord is:
B (Hoog risico)
Omdat er bij mevrouw Stoffelsen sprake is van matige chronische nierschade (eGFR 45-59 met ACR 3-30) valt zij in de categorie hoog risico. Zie tabel 1 risico categorieën. Bij aanwezigheid van andere verhoogde risicofactoren zoals roken moet er ook een risicoschatting uitgevoerd worden met de SCORE-tabel.
Voor veel patiënten is een risicocategorie aan te wijzen zonder dat hun risico kwantitatief geschat hoeft te worden met een risicoscore. Denk aan patiënten met bestaande hart- en vaatziekten, diabetes mellitus en daarmee gepaard gaande orgaanschade, ernstige chronische nierschade en extreem verhoogde risicofactoren. Deze categorieën staan toegelicht in tabel 1.
Ga naar de bovenkant